Begrijpend lezen = begrijp je de schrijver?

In mijn praktijk ontmoet ik nog al eens kinderen en jongeren die er geen touw aan vast kunnen knopen wat er nu in een tekst voor begrijpend lezen staat. Begrijpend lezen is op school een heikel punt, een noodzakelijk kwaad, een belangrijk onderdeel. Leraren hameren erop. Wat staat daar nou?! Je zou haast zeggen: kijk dan!

Vandaag een blogje over wat een schrijver nu eigenlijk doet.

Ook conceptueel denkers (mensen met dyslexie, add, adhd, hoogbegaafdheid) heb je in meerdere maten en stijlen. Er zit duidelijk verschil in de hoofden waarin van alles gebeurt. En soms moet je even puzzelen voordat je bij iemand kan doordringen om er achter te komen waar het probleem zit.

Een leerling die kan goed meekomen met de zaakvakken zoals aardrijkskunde, geschiedenis en biologie. Maar de teksten die hij bij Nederlands voor begrijpend lezen krijgt daar bakte hij bar weinig van. Meer dan eens zit hij me met grote ogen aan te kijken wat hij toch met een vraag aan moet. En het lijkt dan wel of hij de antwoorden uit zijn eigen archief in zijn hoofd moet halen. Het lijkt wel of de tekst er niet toe doet. 

Zaakvakken en hun kapstok

Het leren bij de zaakvakken verloopt prima. Hij begrijpt de stof snel en het lezen en samenvatten gaan goed. Maar hoe komt het leren goed gaat, maar begrijpend lezen van een tekst bij Nederlands niet?

Met wat doorvragen komen we eruit: de zaakvakken hebben voor deze jongen een duidelijke kapstok. Hij weet welk vak het is, hij weet over welk onderwerp het gaat, hij weet wat hij al gehad heeft, hij kan kijken wat er nog komen gaat, hij kan leerdoelen bij het onderwerp helder maken. Het vak is zo opgebouwd dat je in een traject een aantal zaken leert

Losse teksten zonder houvast

Daar tegenover staat dat de teksten die gebruikt worden bij Nederlands begrijpend lezen teksten zijn uit kranten en tijdschriften en van het internet; het zijn allemaal losse teksten zonder houvast. 

Het hoofd van een conceptueel denker moet dan zoeken naar die houvast. Het plaatje moet ergens bij horen. Een conceptueel denker gaat schakelen en razendsnel scannen waar toch deze tekst aangehaakt kan worden. Door dat razendsnelle scannen gaat alles in het hoofd alle kanten op, waardoor ze weer helemaal van de tekst af raken. Zoeken in een tekst tussen die woorden is dan veel te gedetailleerd. En zo kunnen ze heel gemakkelijk de weg kwijtraken en van hopeloosheid maar wat antwoorden wat voor hen logisch lijkt.

En zoals we ondertussen al vaker hebben gezegd: raak je in de stress? Dan schiet je dyslectie omhoog. Woorden kwijt, overzicht weg.

De helikopter

We zijn gaan kijken naar die teksten Nederlands vanuit een helikopter. En ze daar neerzetten waar ze eigenlijk horen. (Want deze teksten horen helemaal niet in een schoolboek, het is maar een of ander voorbeeld om mee te oefenen, pffff!).

Een tekst is altijd voorzien van een bron en schrijver. 

Dat helpt je al een heel stuk op weg. Je kunt de tekst dan in het hoofd in een krant zetten (of waar het dan ook eigenlijk hoort.) Die krant kun je open slaan en gaan lezen. Zo weet je in ieder geval waar je mee bezig bent.

Maar met deze beeldvorming waren we er toch nog niet. Want dan nog kan die verzameling teksten in een krant je duizelen. Daarna hebben we gekeken naar hoe komt die tekst daar dan eigenlijk?

Een schrijver schrijft

Teksten in kranten en tijdschriften en andere teksten haken vast aan een thema en aan een thema hangen weer verschillende onderwerpen.

Een schrijver heeft over een onderwerp in zijn hoofd. De aanleiding kan zijn een onderzoek of een ervaring of een interview of nog iets anders. Kortom op een of andere manier is er stof tot schrijven.

Daarmee gaat hij een tekst opzetten. Hij vindt er iets van en hij zegt er iets over. En dat is nu hoe zo’n tekst ontstaat en waarom jij de kans hebt om het te lezen. Via het schrijven wil hij aan iedereen die het leest vertellen wat hij kwijt wil. 

Hoofdgedachte en hoofdzaak

Door zo naar teksten te kijken zijn vragen als ‘wat is de hoofdgedachte?’ of ‘wat is de hoofdzaak?’ ineens anders aan te vliegen en te begrijpen. Die ’hoofd’gedachte komt dus ook echt uit het hoofd van de schrijver.

Toen ik dit uitlegde aan de jongen, zag ik een opluchting en een dikke lach ontstaan met een ’ooohh!’ Hij is nog een keer bij me geweest. Nederlands begrijpend lezen was inmiddels een mooie voldoende!

En waarom blog ik nu hierover? Om dit met jou te delen. Het kan een puzzel zijn als je dyslectisch. Waarom gaat het lezen en begrijpen bij zaakvakken wel goed en bij het begrijpend lezen Nederlands niet? Ik hoop dat je aan dit verhaal iets kunt hebben als je begrijpend lezen bij Nederlands ook zo’n gedoe vindt. En lees je dit als leerkracht of ouder of verzorger? Vertel het door! Het kan zoveel opluchting opleveren bij het leren.

De helpende vraag

Nu je weet dat een schrijver jou iets wil laten lezen wat er in zijn of haar hoofd zit is, de hoofdgedachte niet meer heel moeilijk te vinden. De kapstok is de schrijver zelf en niet de losse tekst. Het gaat bij de teksten Nederlands met begrijpend lezen erom dat je door hebt dat er achter zo’n artikel een schrijver zit die jou iets wil vertellen. Wat jou kan helpen om dit te ontdekken is bij een ’losse tekst’ de vraag te stellen:

’Wat wil de schrijver mij hier vertellen of uitleggen?’

Vaak kun je dit prima in één zin verwoorden. En voilà daar heb je de hoofdgedachte!

Kort op een rij

Een schrijver heeft over een onderwerp iets in zijn hoofd (uitgezocht, gelezen, gehoord, onderzocht enz.). Dat zet hij op papier en zo ontstaat er een tekst. Die tekst wordt in een krant of tijdschrift of ergens anders geplaatst.

Dat wat de schrijver zegt over het onderwerp is de hoofdgedachte.

Het belangrijkste wat hij wil zeggen is de hoofdzaak.

En bij het schrijven heeft hij de tekst zo opgebouwd dat de kernzin van een alinea steeds de eerste of tweede of laatste zin is.

<—— in een tekeningetje voor de mensen onder ons die dat zo fijn vinden.