– Woorden en hun associaties –
In mijn vorige blog over schrijvend leren heb ik aan het eind beloofd iets te gaan zeggen over de volgende stap, over woorden en hun associaties.
Om met leerlingen meer met schrijven te laten doen in de les hoef je het niet te laten bij alleen het begin: de context, de voorkennis, de inleiding.
Verband leggen
Een volgende stap bij het schrijvend leren is associëren op woorden uit de tekst. Door te associëren komt er verbeelding tot stand. Er ontstaan plaatjes en draadjes die het woord koppelen aan zaken dichtbij de leerling zelf. Zo ontstaat er verbinding met de nieuwe woorden. Het is een geheugentechniek waarbij je verbanden legt. Het legt verband tussen wat als bekend is en wat nieuw is.
Om goed te associëren moeten de twee begrippen zoveel mogelijk in elkaar grijpen. Er moet sprake zijn van een relatie. Daarom is het goed dat de leerling dit zelfstandig doet. Het moet zijn/haar relatie zijn tot dat woord. Er moet in het brein van de individuele leerling nieuwe context gecreëerd worden die hem/haar helpt bij het onthouden van dingen.
Bij associeren gaat het om koppelen van twee begrippen. Dat kan op verschillende manieren. Ze kunnen dezelfde geur, kleur, vorm of gevoel oproepen. Ze kunnen ook op elkaar gestapeld worden of elkaars tegenpolen zijn, in elkaar steken of om elkaar heen draaien. Het gaat om de associaties die bij de leerling opkomen. Er zijn hierbij eigenlijk geen grenzen te bedenken, dan alleen de tijd die je hiervoor uittrekt.
De associatieboom
Je kunt bijvoorbeeld laten associëren op de volgende manier.
De leerling leest de tekst een keer goed door. Laat leerling daarna woorden uit de theorie / lesstof kiezen die hun opvallen. Als je toch niet alles wilt loslaten en sturing en overzicht wilt houden waarover de leerlingen schrijven, kun je ook zelf een aantal woorden geven. Neem dan in ieder geval woorden die uit de theorie / lesstof komen.
Het hangt af van de hoeveelheid theorie hoeveel woorden je kunt vragen, maar neem de stap niet te groot en vraag maximaal vijf woorden.
Met elke van deze vijf woorden laat je de leerlingen associëren. Dat kun je doen door een associatieboom op te zetten.
Laat de leerlingen in de stam van de boom het betreffende woord schrijven. In de bladerkruin komen daarna hun associaties te staan. Neem voor elk woord ongeveer 3 minuten schrijftijd.
Concentratie
Wanneer deze manier van werken helemaal nieuw is, is het handig om het een aantal keren klassikaal te doen. Associëren is een vaardigheid die je moet ontwikkelen.
Wanneer de leerlingen klaar zijn met hun associaties op te schrijven bij de woorden en alle bomen ’gevuld’ zijn, laat dan de leerlingen hun associatiebomen delen met een klasgenoot naast of voor of achter hen.
Je kunt ook een paar leerlingen vragen klassikaal een van hun associatiebomen te delen. De leerlingen kan dit voorlezen als bijvoorbeeld een ’naamgedicht’: lees het woord hardop, daarna de associaties opsommen in willekeurige volgorde, en sluit af met weer het woord te noemen.
Op het moment deze vaardigheid onder de knie is en de leerling dit zelfstandig kan uitvoeren, zul je merken dat de leerling tijdens het schrijven een concentratie opbouwt. Een concentratie die zich weer terug verdient in het onthouden van de woorden die voor de lesstof van belang zijn.
Zelf kiezen is winst
Nog even kort terugkomen op wel of niet zelf woorden uit de tekst laten kiezen. Wanneer je dit aan de leerling zelf overlaat heb je het extra voordeel dat zij na het lezen nog een keer door de tekst gaan in het globale lezen bij het kiezen van de woorden. Daarmee is het winst dat zij een extra keer de lesstof doornemen ten opzichte van het krijgen van de woorden van de docent.
Geen taal en spelling
Benadruk bij de leerlingen er ook op dat het bij deze schrijfopdrachten niet per se gaat om mooie volzinnen of spelling. Ze schrijven in eerste plaats voor zichzelf. Wel is het belangrijk dat ze hele zinnen vormen en niet in telegramstijl schrijven.
In mijn volgende blog ga ik verder in op stap 3 bij schrijven leren: zinnen en hun focus.